Controversieel Strijden - 5
De Waarheid Onder Tranen


De dienaar van de Here zal niet twisten, vriendelijk zijn en bekwaam om te onderwijzen, geduldig en zachtmoedig in zijn relatie met de weerspannigen van de Waarheid. (2Tim.2:23-26).  Dit lijkt tegenstrijdig met het feit dat Jezus de Farizeeërs "adderengebroed" noemde (Mat.23:33), Herodes “die vos” (Luc.13:32) en dat hij de tempel reinigde en de tafels van de geldwisselaars omvergooide.

Deze passages worden dikwijls gebruikt om de kwaadaardige verwijten, wrok, beledigingen en bedreigingen aan kwaadwilligen goed te keuren van hen die een apologetische bediening hebben. Maar zijn Jezus' handelingen in contradictie met het onderwijs van Paulus en hebben wij het recht, ja de verantwoordelijkheid, agressief te zijn in de verdediging van de waarheid?

Vooreerst hebben we geen instructies ontvangen om verkeerd, kwaadaardig en ongemanierd te zijn in onze relaties met anderen. Eigenlijk hebben we duidelijke instructies om niet kwaadaardig te zijn in onze contacten, zelfs met onze vijanden. Jezus zei “…Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen" (Luc.6:27-28). Hij zei zelfs dat we onze andere wang moeten aanbieden.

Paulus onderwees: “Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloek niet…Vergeldt niemand kwaad met kwaad…Wreekt uzelf niet geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here. Maar, indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen. Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede." (Rom.12:14,17,19 – 21).

Tegen potentiële leraars zei Jacobus: “…uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn. Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen? Kan soms, mijn broeders, een vijgeboom olijven of een wijnstok vijgen opleveren? Evenmin kan een zilte bron zoet water geven." (Jac. 3:10-12).

Petrus herinnert ons eraan dat Jezus “die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt." (1Pet.2:23). Petrus leert ons verder: “…en vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel … hij zoeke de vrede en jage die na…En wie zal u kwaad doen, als gij u beijvert voor het goede. Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken." (1Pet. 3:9,11,13,14).

De schrijvers van het Nieuw Testament zijn eensgezind dat onze houding tegenover de ongelovigen, onze vijanden en de vijanden van het Evangelie er een moet zijn van liefde. Het is klaar dat we hen niet moeten uitnodigen in onze huizen, laat staan onze gemeentes. (1Tim.6:5, 2Joh.1:10). Maar onze houding tegenover hen moet  liefdevol zijn omdat wij het niet zijn die zullen oordelen en wraak nemen. Er bestaan geen tegenstellingen in de Schriften en daarom kan Jezus niet inconsistent gehandeld hebben met de leer van de Bijbel of met Zijn doel.

Jezus’ acties worden normaal uitgelegd met de term “terechte verontwaardiging" of “gerechtvaardigde boosheid ". Ik ben er zeker van dat het dat was. Hij wás boos. Wanneer iemand boos wordt komen er twee zaken in aanmerking: het motief en de actie. Jezus’ boosheid was voor 100% om de juiste reden. Zijn motieven werden niet getint door ook maar de minste persoonlijke vete, trots of een andere verkeerde uitgang. Nog weerspiegelde ook maar een van zijn acties niet volledig de wil van de Vader.

Dus de vragen die we ons dienen te stellen als we anderen er van langs willen geven waarvan we denken dat ze ketters zijn, zijn: Ten eerste, zijn mijn motieven volledig zuiver en is er absoluut geen persoonlijke vete, wil ik mezelf bewijzen, of is er trots, kwaadaardigheid of enig ander motief wat tegenstrijdig is met het Woord? Word ik enkel gedreven door een ijver voor het huis van God en de Waarheid, of zit er iets anders achter. Ten tweede handel ik in volledige gehoorzaamheid aan de wil van God? Wat ik zeg over de wolven, komt dat van de Vader en zeg en doe ik enkel wat Hij beveelt? Vrienden, na zovele jaren van observatie (en samenleven) van hen die voortdurend erg hoogdravende taal voeren en tirades afsteken tegen valse leraars, ben ik er van overtuigd dat het motief en de acties heel zelden de wil van de Vader weergeven en dat de tirades Hem zelden verheerlijken, maar eerder de spreker/schrijver zelf.

Diegenen onder ons die het geloof verdedigen hebben twee verantwoordelijkheden tegenover de valse doctrine: Onze eerste plicht is de schapen beschermen tegen het kwaad (Hand.20:28-31). Onze tweede verantwoordelijkheid om te proberen de tegensprekers terug te winnen (Titus 1:9, 2Tim. 2:25,26, Hand. 18:21). (Blijkbaar doen velen geen van beiden maar proberen hun gelijk aan te tonen en het ongelijk van anderen - dit zonder Bijbels mandaat). We beschermen de schapen niet beter door te fulmineren en te tieren maar doen integendeel sommigen van hen zich afvragen waarom we zoveel protesteren. We winnen zeker geen ketters voor de waarheid door lastertaal, verwijten en venijnigheid. Geen enkel aspect van ons doel wordt gediend door antagonisme en ruwe woorden.

Zullen we dan geen verwijten maken en hen terechtwijzen die zwakke discipelen misleiden? Ja, het moet. Jezus, Paulus, Petrus en Johannes wezen terecht.  Elke schrijver van het Nieuw Testament duidt op het kwaad en waarschuwt voor het kwaad. Het is een zeer belangrijk onderdeel van het werk van elke ware leraar van de Waarheid. Spijtig genoeg maken de mensen dikwijls niet de connectie tussen valse leer en het gezicht op de TV, tenzij er namen worden genoemd. Vooral zwakke en nieuwe gelovigen moeten richtlijnen krijgen over wie “kosher” is en wie niet. Maar vanuit welke houding? Is het met triomf en trots omdat we niet zijn zoals zij? Of doen we het met spijt omdat we namen moeten noemen ter waarschu-wing?

Matteüs 23 wordt dikwijls geciteerd als excuus om anderen te omkaderen. In dit hoofdstuk waarschuwt Jezus tegen de Farizeeërs voor al hun valsheid en kwaad. Acht keer spreekt Hij "Wee u" over hen uit. Hij noemt hen gewitte graven, slangen, huichelaars, blinden en dwazen en nog veel meer. Ja, dat deed Hij allemaal, maar vanuit welke houding? Ik heb velen zien doen wat Jezus heeft gedaan in die passage. Ik heb zelfs gehoord dat enkelen verzen 38 en 39 hebben toegepast. Maar ik heb geen een van hen zien doen wat Jezus heeft gedaan in vers 37. Hij weende en jammerde over dezelfde mannen die hij ervan langs gaf. “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.!” Velen hebben zichzelf gespiegeld aan de agressieve profeten van het Oud Testament zonder er acht op te slaan dat de private momenten van deze moedige mannen gevuld waren met tranen  en hartzeer om de situatie van Israël. 

Enkel als we onze hoon willen temperen met tranen vanuit een gebroken hart, hebben we het recht om iets te zeggen aan hen die de waarheid weerstaan.

(Wordt vervolgd)